De oorsprong van het woord fiets is in nevelen gehuld.
Zoveel fietsen als er in Nederland per hoofd van de bevolking zijn,
waarschijnlijk meer dan 1, zo weinig is bekend over de introductie van deze
populaire aanduiding van dit geliefde stalen ros.
De tweewieler begon zijn carrière als vélocipède, evolueerde tot bicycle of bicyclette, kreeg verschillende koosnaampjes afgeleid van de specifieke vorm, zoals de hoge binnen, maar werd vooral bekend onder de heden ten dage meest gebruikte term “fiets”. Populair is de uitleg dat het vooral een aanduiding is van het geluid waarmee het rijwiel met berijder iemand passeerde: “en fiets, daar was hij al voorbij geraasd”.
Een andere theorie is dat een Wageningse wagenmaker, E.C.Viets, zijn naam heeft geleend aan de tweewieler, maar dit is wat minder waarschijnlijk wanneer je bedenkt dat vóórdat hij rijwielen ging produceren in 1880 de aanduiding fiets al in zwang was. Een andere theorie is dat fiets is afgeleid van vélocipède, via de verbastering vielsepee. Ook wordt wel gedacht aan de term vice-paard, oftewel plaatsvervangend paard, maar dit begint meer te lijken op ordinair giswerk. tevens hebben deze drie theorieën met elkaar gemeen dat dit nutteloze weetje onder de verkeerde letter zou staan gerangschikt - en dat kan natuurlijk niet het geval zijn.
Wat wel vaststaat is dat de creativiteit van taal wordt onderschat en dat het heel wel mogelijk is dat een nieuwe naam voor een nieuw gebruiksvoorwerp vanzelf ontstaat. Wat dat betreft kan de meme-theorie misschien wat meer licht laten schijnen in deze duistere zaak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Houd je aan de gewone regels van algemeen fatsoen. Anonieme reacties worden (meestal) verwijderd.