Aan het begin van de Scheveningseweg van Den Haag naar Scheveningen valt een gebouwtje op dat hoog op een oud duin staat. Wie naar dat gebouwtje toe loopt ziet naast het gebouw een groot ijzeren hek verrijzen, met daarop aanwijzingen waar de sleutel van dat hek te verkrijgen is. Al snel wordt duidelijk dat achter dit hek een wereld verscholen gaat. 3000 grafstenen, de meesten gelijk, met fraaie Hebreeuwse tekens, een enkeling daarnaast ook voorzien van Nederlandse tekst in Latijns schrift. Dit is de Joodse begraafplaats.
Op deze begraafplaats worden sinds 1697 de Joodse overledenen begraven. In de Joodse traditie geldt de eeuwige grafrust, dus een begraafplaats mag nooit een andere bestemming krijgen. Vandaar dat de rijke Portugese Joden die in de loop van de 17e eeuw naar Den Haag waren verhuisd om daar hun internationale bankierszaken te kunnen voortzetten, een begraafplaats net buiten de stadspoorten kochten. Wie namelijk vóórdat hij de toegang van de begraafplaats nadert achterom kijkt kan begrijpen dat de open ruimte achter hem vroeger de markering van het einde van de bebouwde kom van Den Haag bevatte.
Halverwege de 16e eeuw was namelijk een groot ontwikkelingsplan begonnen tussen Den Haag en Scheveningen. De Duinweg, tegenwoordig Denneweg, voldeed niet meer aan de eisen voor modern vervoer. Er werd een nieuwe weg ontworpen, volgens de modernste inzichten geplaveid. De weg had een breed tracé, ook voor hedendaagse begrippen, van 70 meter. De aan de weg gelegen percelen werden uitgegeven op voorwaarde van verdere ontsluiting. De eigenaar van een perceel was verplicht om een weg aan te leggen om zijn perceel heen, oftewel twee zijstraten en een verbinding tussen die twee zijstraten. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Jacob Catslaan, Johan de Wittlaan en Adriaan Goekooplaan rondom het Sorghvliet-park. Jacob Cats was de eerste koper van een perceel waarop hij het Catshuis liet bouwen. Op deze plek hopte hij te kunnen rusten van alle vermoeiden staatszaken, zodat de “zorg vliedt”. Helaas hebben latere ambtsopvolgers van hem dit rust-idee losgelaten en is het nu een ambtswoning geworden. De Johan de Wittlaan is de ontsluiting geworden van tal van rijke herenhuizen waar nu verschillende ambassades hun onderdak hebben gevonden, bijvoorbeeld van Duitsland, Rusland, Irak en Azerbeidzjan.
Naast de weg was een hoge dijk aangelegd om te voorkomen dat mensen de tolhekken konden ontlopen. Het was namelijk een tolweg. Het tolhek aan de Haagse kant werd later Huygenspoort genoemd naar Constantijn, de ontwerper van de weg die tevens een gedicht erover heeft geschreven, “De Scheveningse Zeestraet”. Met andere woorden, de Huygenspoort is nooit een stadspoort geweest, Den Haag was namelijk niet ommuurd, maar slechts omsingeld. De verhoging langs de Scheveningseweg is in het Scheveningse gedeelte nog terug te vinden in het wandelpad langs de weg. De verhoging waar ik dit artikel mee begon is ook nog een restant hiervan.
Het ontwerp van de weg heeft ruimschoots navolging gevonden. Enkele jaren later begon Utrecht met de aanleg van de Amersfoortseweg, alweer op een breed tracé, waar Rijkswaterstaat tot in deze eeuw van heeft geprofiteerd. Ook hier gold de regel dat de koper van een perceel verplicht was ontsluitingswegen aan te leggen. Dit heeft sterk bijgedragen aan de ontwikkeling van de Stichtse Lustwarande, een gebied met grote buitenhuizen in Utrecht. Ook Frederik Willem I was zeer geporteerd van dit ontwerp. Hij kopieerde het voor een nieuwe weg in Berlijn, en gebruikte zelfs de door Huygens voorgeschreven linden die zijn weg de uiteindelijke naam bezorgden: Unter den Linden. Ook Sint Petersburg heeft dit overgenomen. Toeristen die in Sint Petersburg de prachtige linden bewonderen mogen dus weten dat dit dankzij een 177e eeuwse Nederlandse dichter-ingenieur is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Houd je aan de gewone regels van algemeen fatsoen. Anonieme reacties worden (meestal) verwijderd.