Kan een evolutionair proces worden bedacht zonder pijn en
lijden? Overwegingen bij een vraag van Rik Peels op twitter.

1 Dit probleem kan worden bekeken vanuit de uitkomst, waarin
het antwoord positief is wanneer de uitkomst geen pijn en lijden kent.
2 Dit kan ook worden bekeken vanuit menselijk perspectief,
waarin wij het gevolg zouden zijn van een evolutionair proces vol pijn en
lijden.
3 De vraagstelling is echter vooral bedoeld als de vraag
naar een evolutionair proces waarin pijn en lijden niet een noodzakelijk
onderdeel zijn van het proces, maar ook geen onvermijdelijk bijproduct.
Ad 1 Wanneer zich wezens hebben ontwikkeld met een
bewustzijn, die echter geen pijn en lijden kennen, dan is de grote vraag of zij
pijn en lijden wel herkennen, en dan vooral als een negatief gegeven. Mocht dat
namelijk niet zo zijn, dan missen zij bepaalde wezenlijke kenmerken van het
mens-zijn, zoals empathie en ethiek. Empathie, omdat zij niet kunnen meevoelen
met pijn en lijden, en ethiek, omdat zij hun gedrag niet kunnen richten op het
verminderen of voorkomen van pijn en lijden. Het valt hun echter niet te
verwijten, aangezien zij als het ware blind zijn voor pijn en lijden.
Ad 2 Wij zullen onvermijdelijk een menselijk perspectief
kiezen, waarin pijn en lijden niet alleen gevoelsmatig en ethisch problematisch
zijn, maar ook juridische, esthetische en religieuze vragen oproepen. Is ons
bestaan bijvoorbeeld een rechtvaardiging van miljarden jaren van pijn en
lijden? Is een systeem dat zoveel pijn en lijden nodig heeft om uiteindelijk
tot ons ontstaan te lijden niet een verwerpelijk systeem? Kan er gesproken
worden van zin van ons leven wanneer er zoveel tijdperken van pijn, lijden,
dood en mislukking zijn geweest voordat wij ontstonden? En zijn wij een doel,
een middel, of slechts één van de vele intermezzo’s in een eindeloze afwisseling
van pijn en lijden?
Ad 3 Het probleem is dat lijden een aspect van intelligentie
is, net als dat pijn pas bij de hogere biologische vormen kan voorkomen. Het
bewust ervaren van pijn heet lijden.
Een systeem dat informatie kan ontwikkelen en aan zichzelf
toevoegen heet AI: Artificial Intelligence. In feite is een evolutietheorie een
theorie over hoe een biologisch systeem informatie ontwikkelt en toevoegt, dus
een AI. Het grote verschil met AI is dat de meeste AI’s informatie ontwikkelen
en toevoegen door simulatie. Dat is in zekere zin in afwijking van menselijke
intelligentie waar de eerste vorm van informatieverwerving die van fysieke
trial and error is, pas later wordt op abstracte manier gesimuleerd en
geëvalueerd. Wanneer iemand blijft leren door trial and error terwijl een
virtuele simulatie hem al de nodige kennis had kunnen bezorgen wordt hij vaak
als “dom” afgeschilderd. Vooral wanneer iemand zichzelf lijden bezorgd dat hij
in een simulatie had kunnen voorzien wordt hij “dom” genoemd. Dit geeft aan dat
ook binnen AI verschillende graden van intelligentie worden onderscheiden,
waarbij het kunnen doen van simulaties en daardoor informatie verwerven als
hogere graad van intelligentie wordt gezien. Het verband tussen die hogere
intelligentie en het voorkomen van lijden is daarbij voor het onderhavige
onderwerp een 9interessant facet.
In zekere zin zou trial and error een fysieke vorm van
simulatie kunnen worden genoemd, meestal wordt de term experiment gebruikt.
Interessant is dat in evolutietheorieën vaak verdwenen soorten als
“experimenten” worden aangeduid. De evolutietheorie wordt dan als een AI gezien
die in het laboratorium van het aardse leven experimenten deed met nieuwe
levensvormen. Dit leidt dan tot een mogelijke vorm van evolutietheorie
waarbinnen geen pijn en lijden meer noodzakelijk zijn om te komen tot nieuwe
soorten, namelijk die waar simulaties worden gedaan om nieuwe informatie te
ontwikkelen en toe te voegen. Dit zou een nieuwe stap in de evolutie kunnen
zijn, wanneer intelligentie wordt ontwikkeld om zonder pijn en lijden, namelijk
via simulaties, nieuwe informatie te verwerven en te ontwikkelen.
Ontwikkelingen op het gebied van de moderne genetica zouden dan kunnen worden
gezien als een voorstadium van een nieuwe vorm van evolutie, te weten zonder
pijn en lijden.
Hier horen wel een paar kanttekeningen bij.
1 Empathie
Het probleem is dat wij alleen ervaring hebben met bewustzijn
dat samengaat met het kunnen ervaren van pijn en lijden. We gaan er vanuit dat
bewustzijn daarom ook moet kunnen lijden, terwijl we ons ook bewust zijn van
het kunnen bestaan van andere vormen van bewustzijn. In John Milton’s Paradise
Lost hebben de engelen bijvoorbeeld niet de mogelijkheid pijn te voelen, de
gevallen engelen daarentegen hebben tijdens de opstand tegen God wel pijn.
Bij een bewustzijn dat geen pijn en lijden kent is dan een
prangende vraag of dan wel empathie mogelijk is. De bovengenoemde engelen in
Paradise Lost lijken die empathie wel te bezitten, daarentegen kent de moderne
mens een grote angst voor robots die als een sociopaat niet in staat zijn tot
empathie en daardoor een bedreiging vormen van al wat menselijk is. Die angst
heeft te maken met het herkennen van menselijke trekken in de robot, maar het
missen van de mogelijkheid van de robot om zich te kunnen inleven in die
eigenschappen van de mens die hij ontbreekt. I.Asimov heeft dit meesterlijk
uitgewerkt in één van zijn robotverhalen, waarin de “hoofdpersoon”, een robot,
zijn verzoek om te worden erkend als persoon gehonoreerd ziet wanneer hij naast
alle menselijke eigenschappen die hij voor zichzelf heeft uitgevonden zich als
laatste ook sterfelijkheid heeft gegeven; enkele dagen vóór zijn dood wordt hij
door de mensheid erkend als persoon.
Blijkbaar is voor de mens niet alleen de mogelijkheid van
pijn en lijden belangrijk, maar ook de empathie. Mocht er zekerheid van
empathie zijn, dan wordt het ontbreken van pijn en lijden niet langer gezien
als een ontmenselijkende factor.
2 Persoonlijkheid
De mens is in staat op veel niveaus biologische processen te
herkennen, er zijn echter maar weinig niveaus waar de ervaring van pijn en
lijden voor mogelijk wordt gehouden. Voor pijn als gevoel zijn in elk geval
zenuwen nodig en een centraal zenuwstelsel, voor ervaring van lijden is ook een
zekere vorm van bewustzijn nodig. Opvallend is dat dan snel op een antropomorfe
manier wordt gesproken over het organisme. Er worden gevoelens en ervaringen
aan toegekend die mogelijk helemaal niet spelen.
In Gödel-Escher-Bach van Douglas R.Hofstaedter wordt een
bijzonder wezen met een uitzonderlijk beschreven dat bestaat uit mieren. Het
communiceert met andere personen door de mieren in bepaalde patronen te laten
lopen. Een bevriende miereneter krijgt zelfs speciale hapjes voorgezet, zonder
dat dit op de een of andere manier het bewustzijn doet lijden. Op een gegeven
moment doet zich een catastrofe voor waarbij het mierenbewustzijn dat bekend
stond als Johant Sebastiant Fermant verdrinkt. De individuele mieren weten zich
te redden, maar met het verloren gaan van de interne organisatie verdwijnt de
persoonlijkheid van, is deze dus als het ware doodgegaan. Nadat vrienden zich
over de mieren hebben ontfermd en deze weer bijeen hebben gebracht op een droge
plek reorganiseert het mierenvolk zich en komt het weer tot leven als een
bewust wezen, maar het is een geheel ander wezen geworden, de gezellige Aunt
Hillary. Het wiskundig en muzikaal genie van het van vorige mierenwezen is
echter volledig verdwenen samen met de voorgaande persoonlijkheid.
Dit geeft temeer te denken aangezien dergelijke organisaties
veel vaker voorkomen. Dawkins beschrijft dit bijvoorbeeld in zijn Advocaat van
de duivel wanneer hij het vermogen om cellulose te verteren beschrijft op vijf
niveaus. Het laagste niveau is dat van een bacterie die in staat is om
cellulose te verteren. Die bacterie is als een kolonie gaan leven in eencellige
organismen die daardoor slecht cellulose als voedsel nodig hebben. Deze
eencelligen hebben de darmen van termieten gekoloniseerd, waardoor termieten in
staat zijn om te leven van hout. Termieten op hun beurt vormen weer grote
kolonies, termietenheuvels, die alle celluloserestanten binnen een straal van
enkele tientallen meters kunnen wegeten. Tenslotte kunnen kolonies
termietenheuvels een landschap blijvend veranderen, doordat bomen nauwelijks
meer een kans hebben een gras het landschap uiteindelijk gaat overheersen. Van
de 5 niveaus zullen mensen zonder enige moeite slechts op het niveau van de
termiet kunnen spreken van de mogelijkheid van pijn, terwijl misschien op het
niveau van de termietenheuvel of het veranderde landschap nog te spreken valt
van lijden, zij het meer een esthetisch lijden, waarin een landschap ingrijpend
wordt veranderd en van een schoonheid wordt beroofd, die door een andere
schoonheid wordt vervangen. De waargenomen schoonheid op het niveau van de
kolonie kan worden gezoen op het niveau van een mooi kristal en wordt zeker
niet geassocieerd met een wezen dat kan lijden. De reden dat daar lijden wordt
herkend is niet zozeer een deductie, maar heeft te maken met een heel andere
eigenschap van de mens, empathie.
Een vraag die echter kan worden gesteld is waarom wij de
termiet als het hoogst ontwikkelde wezen zien in de 5 stadia van
kolonievorming, terwijl de termiet slechts een onderdeel is van een kolonie die
ook weer een onderdeel is van een nog grotere kolonisatie. De vraag kan zelfs
worden gesteld waarom wij geen persoonlijkheid herkennen in een
termietenheuvel. Ik geef toe, ik heb nog nooit een gesprek gehad met een
termietenheuvel, en, hoewel ik mensen ken die met bomen praten, ik heb er ook
nooit de neiging toe gekend om een termietenheuvel aan te spreken – niet alleen
omdat ik geen miereneter ben. Maar de vraag blijft wel met welk recht wij aan
een termietenheuvel geen persoonlijkheid toekennen, hoewel wij nooit een
sluitend bewijs hebben kunnen leveren voor het ontbreken van een
persoonlijkheid bij een termietenheuvel. Misschien is elke termietenheuvel wel
een genie, maar missen wij de mogelijkheid te communiceren met een
termietenheuvel – en hebben bomenknuffelaars toch gelijk!
Deze vraag van persoonlijkheid kunnen we ook stellen bij tal
van andere natuurverschijnselen. Waarom zou een onweer geen persoonlijkheid
kunnen hebben? Waarom zouden de planeten geen persoonlijkheid kunnen hebben?
Vele volkeren hebben in hun mythologieën planeten vergoddelijkt en daarmee
persoonlijkheid toegekend. Wij ontkennen dat de donder de stem is van het
onweer, maar daarmee hebben we de cumulonimbus nog niet definitief de aanspraak
op persoonlijkheid ontnomen.
Het opstellen van de vraag of andere natuurverschijnselen
dan de biologische persoonlijkheid kunnen ontwikkelen is hierom belangrijk dat
er dan geen lange evolutionaire weg nodig is waarlangs in DNA opgeslagen
kenmerken moeten worden doorgegeven, maar dat er een weg is zonder pijn en
lijden. Wie weet welke wijsheid de onweerswolken van deze wereld met elkaar
delen? misschien wordt er wel gecommuniceerd door de onweerswolken van de
moesson met hun neven boven de Amerikaanse prairie? Misschien praten ze wel met
hun familie op Venus? Misschien luisteren ze vol ontzag naar alle schatten van
wijsheid en kennis die de Rode Vlek op Jupiter in al die eeuwen heeft
verzameld?
Ethiek, esthetiek en religie
De mogelijkheid die de mensheid inmiddels lijkt te
ontwikkelen is die van het creëren van nieuw leven. Lijkt, want we kunnen beter
spreken van recreëren of dupliceren, en dan alleen nog maar van enkele
onderdelen van het leven. met het DNA denken sommige geleerden het programma
van het leven t een kunnen schrijven, terwijl we alleen maar een
tovenaarsleerling zouden kunnen zijn die op een toetsenbord tikt en ziet dat er
iets gebeurt op een scherm, zonder te begrijpen dat er ook nog ergens een computer
staat.
Maar stel dat het lukt leven te maken, stel dat het lukt
uiteindelijk zelfs bewust leven te assembleren in een laboratorium. Hebben we
dan leven laten ontstaan zonder voorgeschiedenis van pijn en lijden? Hebben we
dan iets goeds gedaan, of hebben we slechts een nieuw monster van Frankenstein
gemaakt? Welke vragen zal het wezen aan ons stellen? Zal het wezen alsnog pijn
en lijden leren? Zal het uiteindelijk zich tegen zijn maker keren zoals het
monster van Frankenstein ook ooit deed? Of zal het juist loeven zonder ethisch
besef, als een sociopaat niet in staat tot het voelen van de pijn van een
ander?
En mocht het lukken, wat is dan onze plaats in het geheel
geweest? De kinderen van pijn en lijden, zullen zij nog een bestaansrecht
hebben tussen de kinderen van het volmaakte leven? zal de mythe van de
schoonheid van het leven uit de barensweeën niet worden weggevaagd door de
realiteit van het leven zonder pijn en lijden? Want is dat spreken over zin van
het lijden en levensverdieping door pijn niet een sofistisch gebeuren waar snel
afstand van moet worden genomen?
Ik ken wel religies die spreken over de zin en het doel van
pijn en lijden, ik ken ook religies die het hebben over wereld waar pijn en
lijden voorbij zullen zijn, waar zelfs de dood geen plek meer heeft, maar de
enige religies waarin leven zonder pijn en lijden mogelijk wordt geacht zijn de
religies waarin niet allen het leven maar zelfs de persoonlijkheid uiteindelijk
als een minderwaardige vorm van bestaan worden gezien waaraan het bewustzijn
moet ontsnappen.
Ik denk dat het uiteindelijke antwoord op de vraag waarmee
we begonnen beter kan worden gegeven door Gijsbert van den Brink in zijn “En de
aarde bracht voort…” Stel dat het zo is, dan moeten we ons neerleggen en antwoorden
gaan formuleren op de theologische vragen die dan overblijven. En sowieso, ik
vind dat ook als het niet zo is, maar er zijn wel christenen die geloven dat de
neo-darwinistische synsthese een goede beschrijving geeft van onze
voorgeschiedenis, dat theologen een antwoord moeten formuleren op de vragen die
dan opkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom. Houd je aan de gewone regels van algemeen fatsoen. Anonieme reacties worden (meestal) verwijderd.