donderdag 18 augustus 2005

Drive thru pinnen

De Bank aan de Kerkhoflaan in Bennekom heeft als eerste bank in Nederland een "drive thru"-pinautomaat in gebruik genomen.
Pinnen zonder je auto te verlaten!
Om alle voordelen van dit "nieuwe pinnen" uit de pinautomaat te kunnen halen volgen hieronder een aantal instructies. We willen u vragen deze eerst zorgvuldig te lezen alvorens naar de nieuwe automaat te gaan.

woensdag 17 augustus 2005

Thuis

Ik stapte de internationale trein in, om van het traject Parijs-Amsterdam een klein stukje mee te maken: Roosendaal-Dordrecht. De voertaal in de trein was Frans, tenminste zo leek het. Vlug geratel, drukke gebaren. Sjofele tieners, op weg naar Rotterdam voor cultuur, of voor nederwiet? Een vrouw belde ongerust naar huis, omdat zij geen huissleutel bij zich had.
Ik passeerde een ouder stel, met een grote koffer in het bagagerek. Oververmoeid hingen ze in hun stoel in de trein. Zij met haar benen over zijn benen. Net terug van een weekje Parijs, aangeboden voor hun 40-jarig huwelijk? In elk geval blij dat de reis er bijna op zat, blij dat ze die avond weer in hun eigen bed konden slapen.
Ik zocht een rustige plek, hing mijn jas op, pakte mijn boek en mijn bril, deed het licht aan, en ging lezen. Twintig minuten later was de trein bij Dordrecht aangekomen. Het stel uit Parijs had de rollen omgedraaid: zijn benen rustten nu op de hare.
Ik stond op toen de trein het station binnenreed, trok mijn jas aan, pakte mijn jas en mijn bril, en… deed het lampje uit. “We zijn weer terug in Nederland”, bromde de man zachtjes tegen zijn vrouw. “Dag, meneer!”, zei de vrouw tegen mij. Ik groette terug. Ik had de grootste moeite om niet naar hen te knipogen. Lampje uit – zuinigheid met vlijt – welkom thuis in Nederland.

In de woestijn

Ik leef in de woestijn. Ik overleef in de huilende wildernis van de moderne stad. Overal om mij heen het kabaal van mensen, het geraas van verkeer en het jachten en jagen van het moderne leven. En vrijwel nergens zie ik een teken van leven.
Ik zie jongelui die zich verschuilen achter de koptelefoon van hun discman. Ik zie een moeder die de dag begroet met een vermoeide zucht. Ik hoor een gesprek tussen een meisje en een vriendin van haar (“waar zit je nu? Ik, ben in de tram.”). Spits en Metro wapperen voorbij. Mensen rennen langs me heen. Ik zoek hun ogen, maar niemand kijkt.
Ik schrik van mezelf: ik doe mee! Ook ik kijk strak voor me uit. Ik zoek geen opening voor een gesprek. Ik bemoei me met mezelf. En mijn gedachten razen net zo snel voorbij als het verkeer.
“Goedemorgen!” Een oprechte groet klinkt. “Hoe gaat het met je?” Ze staat stil, kijkt me belangstellend aan, wacht op mijn antwoord. Ik sta stil. Ik voel me stil worden, en zeg dan: “Goed, nu wel…”
Goed, want ik heb een oase gevonden. Middenin de woestijn is er een mens – en er is weer stilte in mijn hart, er is weer rust in mijn bestaan. In de woestijn van het leven heb ik een mens ontmoet. En daar word ik stil van…